Iemand met een obsessief-compulsieve stoornis of dwangstoornis heeft dwanggedachten (obsessies) en doet dwanghandelingen (compulsies) om die gedachten te stoppen.
Je hebt bijvoorbeeld zoveel smetvrees dat je je handen tot bloedens toe wast. Of je wil zo vaak controleren of het gasfornuis uit staat, dat je niet meer uit je huis geraakt.
Iedereen heeft wel enkele persoonlijke ritueeltjes. Het is pas een dwangstoornis als:
- Je beseft dat die gedachten overdreven zijn
- Je het gevoel hebt dat die gedachten niet van jezelf zijn, maar je leven overheersen
- Je dwanghandelingen ervoor zorgen dat je geen normaal leven meer kan leiden
Hoe vaak komt dit voor?
Ongeveer 2,5% van de mensen heeft een dwangstoornis.
Het begint meestal tijdens de jonge volwassenheid en soms al in de kindertijd. De symptomen beginnen vaak onschuldig, maar als je stress hebt, worden ze erger.
Wat kan ik ertegen doen?
1. Praat erover
Veel mensen met een dwangstoornis schamen zich en durven er niet over praten. Maar zo kan het dat je dwangstoornis steeds erger wordt en je geen normaal leven meer kan leiden.
Je bent niet alleen en je kan geholpen worden. Praat erover met iemand die je vertrouwt of met je huisarts. Is dat nodig, dan kan je huisarts je ook doorverwijzen naar een psycholoog.
Je kan ook zelf contact opnemen met het CGG uit je buurt of al eens kijken op vind-een-psycholoog.be, maar daar vind je niet álle psychologen. Bespreek het dus zeker ook met je huisarts.
2. Hou een dagboek bij
Zet voor jezelf op een rijtje welke dwanghandelingen je hebt, hoeveel tijd ze in beslag nemen en wat je erbij voelt en denkt.
Zo krijg je zicht op je dwangstoornis. En dan heb je iets concreets om te bespreken met je huisdokter.
3. Doe ademhalings- en ontspanningsoefeningen
Ademhalings- en ontspanningsoefeningen kunnen helpen om rustig te worden.
Probeer die oefeningen te doen, in plaats van je dwanghandelingen.
Hier vind je enkele simpele oefeningen om mee te beginnen
Lees ook:
FOTO: Lucia Macedo
Waar je heel veel andere info vindt op maat van jongeren.